Terug

Vul het werkwoord in de juiste tijd in [5]

Vul het werkwoord in de juiste tijd in [5]

 

Vul in.

 

Op school leest juf voor uit een boek.
Het boek is (zijn) heel leuk.
Juf heeft het boek aan mij gegeven (geven).
Ik lees het boek erg graag.