Terug

Vul de juiste vorm in van het hulpwerkwoord en vul het voltooid deelwoord in (t)

Vul de juiste vorm in van het hulpwerkwoord en vul het voltooid deelwoord in (t)

 
Vader en moeder hebben (hebben, tt) iedere dag 10 km gefietst (fietsen, vd).