Taal
Filters

Groep

Vak

Type

Toepassen van de regels van de werkwoordspelling
De leerling kan de regels van de werkwoordspelling op de juiste manier toepassen. Hierbij kunnen ze gebruik maken van hulpmiddelen, zoals een spellingkaart of een beslissingsschema dat de regels voor de werkwoordvervoeging en de bijbehorende werkwoordspelling verduidelijkt.
Het kind kan kritisch denken en redeneren over het rekenen met de rekenmachine.
Spelling van lange, gelede woorden en samenstellingen
De leerling kan lange, gelede woorden en samenstellingen spellen. Bijvoorbeeld de woorden: geleidelijk, ademhaling, voetbalwedstrijd.
Het kind kan kritisch beoordelen, wanneer gebruik van een rekenmachine handig is.
Toepassen van de analogieregel
De leerling kan de analogieregel toepassen. Bijvoorbeeld hij zoekt, hij vindt. Voor beide woorden geldt dezelfde spellingregel: stam + t. Ken je de regel bij het ene woord? Dan kun je deze regel ook toepassen bij een ander woord.
Het kind kan een geheel getal vermenigvuldigen met een breuk en omgekeerd.
Bijvoorbeeld: 6 x 3/5; 3/4 x 12
Gebruik van eenvoudige interpunctie
De leerling kan eenvoudige interpunctie toepassen: Gebruik van hoofdletters, punt, vraagteken en uitroepteken.
Het kind kan in contextsituaties met veel voorkomende breuken een heel getal delen
Bijvoorbeeld: We doen 5 liter soep in bakjes van 1/4 liter. Hoeveel bakjes hebben we nodig?
Spelling van woorden met open en gesloten lettergrepen
De leerling kan woorden met open en gesloten lettergrepen spellen, bijvoorbeeld bommen - bomen. De leerling kan de verenkelingsregel en de verdubbelingsregel toepassen.
Het kind weet dat een deling ook als breuk geschreven kan worden en kan dit
Bijvoorbeeld: 2 : 3 = 2/3