Terug

Verklein de woorden en zet ze in de goede zin [1]

Verklein de woorden en zet ze in de goede zin [1]

 

Kies uit: dorp - huis - sein - bank - vrouw

 

  1. Naast een grote stad ligt een klein dorpje .
  2. De slak kruipt weg in zijn  huisje .
  3. Voor het huisje staat een  bankje .
  4. Het oude  vrouwtje is al een paar centimeter gekrompen. 
  5. De juf geeft me een  seintje als ik op moet ruimen.