Taal

Tegenwoordige tijd - De stam +t (stamregel 1 - stam eindigt op d) [2]

De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen. Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.

Stamregel 1

Tegenwoordige tijd - De stam +t (De stam eindigt op d)
Hele werkwoord        De stam
worden -en        (ik) word
vinden -en        (ik) vind
voeden -en        (ik) voed
branden -en        (ik) brand

Hoe werkt dat nu met werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d?

Onthouden

Een werkwoord in de tegenwoordige tijd kan alleen op een d eindigen, als de stam van het werkwoord op een d eindigt.
worden - word, vinden - vind, branden - brand...

Kijk maar eens naar het werkwoord ‘worden’.

jij, je, u, hij, zij, het wordt
Hele werkwoorden - Stam +t         Enkelvoud           Meervoud
ik
jij, je, u
hij, zij, het
word
wordt
wordt
  wij, we
jullie
zij, ze
  worden
  worden
  worden


Let op: word je / word jij...

Je kunt niet altijd horen of je achter een werkwoord een t moet toevoegen. Als je twijfelt kun je het werkwoord waarvan de stam eindigt op een d vervangen door bijvoorbeeld lopen.

'Jij loopt', eindigt op een t, dus 'jij wordt' eindigt ook op een t.

Onthouden
  1. De ik-vorm krijgt nooit een t.
    ik werk, ik fiets, ik gooi, ik luister
  2. Een ander (mens, dier of ding) krijgt altijd een t, behalve als er je of jij achter het werkwoord staat.
    werk jij, fiets jij, gooi jij, luister je
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
  Hele werkwoord Zin Antwoord
Tegenwoordige tijd - De stam +t (De stam eindigt op d) worden, tt Jij ...?... later een goede breakdancer. wordt
branden, tt Hij ...?... zijn vinger aan de hete pan. brandt
antwoorden, tt Zij ...?... niet meer op de mail. antwoordt
landen, tt Het vliegtuig ...?... om twaalf uur. landt