Taal

Bezittelijke voornaamwoorden

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Het woord zegt het al; het geeft een bezit aan.


mijn knikkers
Het bezittelijk voornaamwoord staat bijna altijd voor een zelfstandig naamwoord. Het zelfstandig naamwoord is dan van iemand.


Bezittelijke voornaamwoorden zijn onder andere:

Bezittelijke voornaamwoorden

m'n, mijn, mijne, je, jouw, jouwe, uw, uwe, z'n, d'r, zijn, zijne, haar, hare, ons, onze, jullie, hun of hunne

Van wie is het?
mijn appel
jouw auto
zijn idee
onze vakantie
hun werkstuk
Die appel is van mij.
Die auto is van jou.
Het idee is van hem.
De vakantie is van ons.
Het werkstuk is van hen.
mijn appel
Die appel is van mij.

jouw auto
Die auto is van jou.

zijn idee
Het idee is van hem.

onze vakantie
De vakantie is van ons.

hun werkstuk
Het werkstuk is van hen.

Bezittelijke voornaamwoorden kun je eigenlijk nooit vervangen door de namen van personen!
Soms lijkt dat wel zo, maar dan ben je aan het vals spelen.

Linda's feestje?
Ga je ook naar haar feestje?
Gaat Rosa ook naar Linda’s feestje?
Het feestje is van Linda.
Het feestje is van haar.
Ga je ook naar haar feestje?
Gaat Rosa ook naar Linda’s feestje?

Het feestje is van Linda.
Het feestje is van haar.

haar is in deze zin een bezittelijk voornaamwoord. In deze zin zijn we aan het vals spelen.
haar wordt hier wel vervangen door een naam, in dit geval Linda’s.
Maar je wordt gedwongen om er een 's aan toe te voegen.

je is in deze zin een persoonlijk voornaamwoord.
Je kunt je vervangen door een naam, in dit geval
Rosa.

Let op!
Neem de term bezit niet altijd te letterlijk: Het is jouw vakantie.
Jouw is hier wel een bezittelijk voornaamwoord, ook al is vakantie niet echt een bezit.