Taal

Stamregel 1: Het woord verandert niet

De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen.
Wat je overhoudt, is de  werkwoordstam of ook wel de stam.

De stam van hele werkwoorden kun je op verschillende manieren vinden.
 

1   Stamregel 1: Het werkwoord verandert niet.


Haal en af van het hele werkwoord. Wat je overhoudt is de stam.

Stamregel 1
Hele werkwoord
 
fietsen
werken
hangen
duwen
-en
-en
-en
-en
 
De stam
 
(ik) fiets
(ik) werk
(ik) hang
(ik) duw
 

 

 

Stamregel 1: Het woord verandert niet
Haal het hele werkwoord uit de zin en maak de stam
Hele werkwoord in de zin

De jongens wachten op de bus.
De meisjes zingen een lied.
Wij kleuren met een potlood.
De jongens zwaaien naar de meisjes.
 
De stam

(ik) wacht
(ik) zing
(ik) kleur
(ik) zwaai
 

 

Stamregel 1: Haal het hele werkwoord uit de zin en maak de stam
De jongens wachten op de bus.
De stam is: (ik) wacht

De meisjes zingen een lied.
De stam is: (ik) zing

Wij kleuren met een potlood.
De stam is: (ik) kleur

De jongens zwaaien naar de meisjes.
De stam is: (ik) zwaai