Taal

Stamregel 2: Het woord verandert

De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen.
Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.

De stam van hele werkwoorden kun je op verschillende manieren vinden.

 

2   Stamregel 2: Het werkwoord verandert.


Sommige hele werkwoorden hebben een lange klinker. Om die klinker lang te houden, moet je een extra klinker toevoegen.

Stamregel 2
Het woord verandert Hele werkwoord        De ruwe stam         De stam
lopen -en        (ik) lop + o       (ik) loop
spelen -en        (ik) spel + e       (ik) speel
weten -en        (ik) wet + e       (ik) weet
maken -en        (ik) mak + a       (ik) maak
Hele werkwoord: lopen  -en
→ De ruwe stam: (ik)lop  +o
→ De stam: (ik) loop

Hele werkwoord: spelen  -en
→ De ruwe stam: (ik)spel  +e
→ De stam: (ik) speel

Hele werkwoord: weten  -en
→ De ruwe stam: (ik)wet  +e
→ De stam: (ik) weet

Hele werkwoord: maken  -en
→ De ruwe stam: (ik)mak  +a
→ De stam: (ik) maak
 

Je ziet dat de ruwe stam een korte klinker heeft. We noemen dit 'ruw', omdat deze nog verder moet worden bewerkt. In dit geval willen we de klinker lang houden. We moeten dan nog een extra klinker toevoegen.

Haal het hele werkwoord uit de zin en maak de stam

Haal het hele werkwoord uit de zin en maak de stam
Hele werkwoord in de zin De stam
De kinderen maken een ritje in de achtbaan. (ik) maak
De meisjes spelen op hun telefoon. (ik) speel
De heren praten met elkaar. (ik) praat
Wij leren veel op school. (ik) leer