Taal

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd (stamregel 3)

De zwakke werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden tijd (vt). Zinnen in de verleden tijd (vt) beschrijven iets wat al is gebeurd.

Iets is al gebeurd
Stamregel 3 - Tegenwoordige tijd de stam +t Ik pakte het lekkerste snoepje uit de pot.
Jij schepte de poep in de kruiwagen.
Mario zette de wekker te vroeg.
Ik vulde alle flessen met appelsap.
Jij porde mij tussen de ribben.
De jongen redde het hondje uit de sloot.

De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen. Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.

Sommige hele werkwoorden hebben dubbele medeklinkers.
We halen er dan ook één medeklinker af.

Stamregel 3

Stamregel 3 - Tegenwoordige tijd de stam +t
Hele werkwoord

       De ruwe stam

        De stam
pakken -en        (ik) pakk -k       (ik) pak
scheppen -en        (ik) schepp -p       (ik) schep
zetten -en        (ik) zett -t       (ik) zet
vullen -en        (ik) vull -n       (ik) vul
porren -en        (ik) porr -r       (ik) por
redden -en        (ik) redd -d       (ik) red
Hele werkwoord: pakken  -en
→ De ruwe stam: (ik) pakk  -k
→ De stam: (ik) pak

Hele werkwoord: redden  -en
→ De ruwe stam: (ik) redk  -d
→ De stam: (ik) red
 

Je ziet dat de ruwe stam twee medeklinkers heeft. We noemen dit 'ruw', omdat deze nog verder moet worden bewerkt. In dit geval halen we er een medeklinker af.

Je hebt nu van het hele werkwoord de stam gemaakt. Als je de stam in de verleden tijd zet, kun je horen of je een t of een d moet schrijven.

Kun jij het horen?
Stam Enkelvoud verleden tijd Meervoud verleden tijd

(ik) pak

Ik pakte het lekkerste snoepje uit de pot.

Wij pakten het lekkerste snoepje uit de pot.

(ik) schep Ik schepte de poep in de kruiwagen.

Wij schepten de poep in de kruiwagen.

(ik) zet

Ik zette de wekker te vroeg.

Wij zetten (gisteren) de wekker te vroeg.

(ik) vul Ik vulde alle flessen met appelsap.

Wij vulden alle flessen met appelsap.

(ik) por Ik porde hem tussen de ribben. Wij porden hem tussen de ribben.
(ik) red

Ik redde het hondje uit de sloot.

Wij redden (gisteren) het hondje uit de sloot.

Onthouden

De zwakke werkwoorden in de verleden tijd krijgen in het:

 

Enkelvoud: te of de achter de werkwoordstam (ik-vorm)

Ik pakte het lekkerste snoepje uit de pot.
Ik schepte de poep in de kruiwagen.
Ik zette de wekker te vroeg.

Ik vulde alle flessen met appelsap.

Ik porde hem tussen de ribben.

Ik redde het hondje uit de sloot.

   
Meervoud: ten of den achter de werkwoordstam (ik-vorm)

Wij pakten het lekkerste snoepje uit de pot.

Wij schepten de poep in de kruiwagen.

Wij zetten (gisteren) de wekker te vroeg.

Wij vulden alle flessen met appelsap.

Wij porden hem tussen de ribben.

Wij redden (gisteren) het hondje uit de sloot.

Soms weet je niet zeker of je te, ten, de of den achter de stam (ik-vorm) schrijft. Je gebruikt dan als ezelsbruggetje ‘t kofschip of ‘t fokschaap.

Let op: De letters o en i van ‘t kofschip en de letters o en aa van 't fokschaap tellen niet mee.

In deze uitleg maken we alleen gebruik van 't kofschip.

Regels 't kofschip

Als de stam van een zwak werkwoord eindigt op één van de letters t, k, f, s, ch, p uit ‘t kofschip, dan krijg je in de verleden tijd stam + te of stam + ten. Dan eindigt het werkwoord op de letter t.

 

Als de stam van een zwak werkwoord eindigt op een letter die niet in ‘t kofschip voorkomt (dus niet op t, k, f, s, ch, p), dan krijg je in de verleden tijd stam + de of stam + den. Dan eindigt het werkwoord op de letter d.

Voorbeelden
Hele werkwoord Zin Uitleg
pakken, vt

Ik ...?... het lekkerste snoepje uit de pot.

  1. Wat is de stam (ik- vorm)?
    pak
  2. Vind je de letter k terug in ‘t kofschip?
    Ja. Het woord eindigt dus op een t: pakt
  3. Is de verleden tijd enkelvoud of meervoud?
    Enkelvoud, dus: pakte
vullen, vt

Wij ...?... alle flessen met appelsap.

  1. Wat is de stam (ik- vorm)?
    vul
  2. Vind je de letter l terug in ‘t kofschip?
    Nee. Het woord eindigt dus op een d: vuld
  3. Is de verleden tijd enkelvoud of meervoud?

    Meervoud, dus: vulden

 

zetten, vt

Mario ...?...de wekker te vroeg.

Stamregel 3 - Tegenwoordige tijd de stam +t

  1. Wat is de stam (ik-vorm)?
    zet
  2. Vind je de letter t terug in ‘t kofschip?
    Ja. Het woord eindigt dus op een t: zett
  3. Is de verleden tijd enkelvoud of meervoud?

    Enkelvoud, dus: zette

redden, vt

De jongen ...?...het hondje uit de sloot.

  1. Wat is de stam (ik-vorm)?
    red
  2. Vind je de letter d terug in ‘t kofschip?
    Nee. Het woord eindigt dus op een d: redd
  3. Is de verleden tijd enkelvoud of meervoud?

    Enkelvoud, dus: redde

Let op zet en red!
We schrijven deze woorden met een dubbele t en een dubbele d in de verleden tijd: zette /zetten en redde / redden.

Dat komt doordat de stam van zetten op een t eindigt: zet. En doordat de stam van redden op een d eindigt: red.
 

Dit geldt dus ook voor de volgende werkwoorden...

 

Dubbele d's
Hele werkwoord Enkelvoud verleden tijd Meervoud verleden tijd

schatten
chatten
tutten
wedden

bidden

schudden

schatte
chatte
tutte

wedde

bidde

schudde

schatten
chatten
tutten
wedden

bidden

schudden


Er zijn niet zo heel veel werkwoorden met een dubbele t of d, waarvan de stam eindigt op de t of d.