Zinnen knippen is het verdelen van de zin in zinsdelen.
Een zinsdeel is een stukje van de zin dat uit één of meer woorden bestaat.
Hieronder kun je zien welke zinsdelen er zijn.
Als je een zin in stukken knipt, dan zet je voor en na ieder zinsdeel een streep.
Er is een handige manier om dat te doen.
Alle woorden die voor de persoonsvorm staan (of kunnen staan) vormen één zinsdeel.
Lees hieronder hoe je dit kunt doen.
1 | Zoek de persoonsvorm (pv). |
Maak de zin vragend of zet hem in een andere tijd.
Zin | Vraagzin / Andere tijd | Persoonsvorm | |||
Ik heb dat snoepje aan Bas gegeven. |
→ |
Heb ik dat snoepje aan Bas gegeven? |
→ |
heb |
|
Ik heb dat snoepje aan Bas gegeven. |
→ |
Ik had dat snoepje aan Bas gegeven. |
→ |
heb |
2 | Maak met de woorden steeds een andere zin. |
Als je de persoonsvorm hebt gevonden maak je steeds een andere zin.
De woorden die voor de persoonsvorm komen zijn samen één zinsdeel.
Tussen die zinsdelen zet je een streepje; je knipt de zin.
Andere zin maken | Zinsdeel | ||
Ik heb dat snoepje aan Bas gegeven. | → | Ik | |
Dat snoepje heb ik aan Bas gegeven. | → | dat snoepje | |
Aan Bas heb ik dat snoepje gegeven. | → | aan Bas |
Als je de zinsdelen hebt kun je de zin in stukken knippen.
Zet voor en achter ieder zinsdeel een streep. De zinsdelen van deze zin zijn:
Ik / heb / dat snoepje / aan Bas / gegeven.